BIO
In mijn basis-en middelbareschooltijd moest ik niet zoveel hebben van lezen en schoolse opdrachten. Ik was wat school betreft aartslui. Dat betekende niet dat toch veel nadacht over de grotere vragen van het leven. Vooral wat mij te doen stond in dit leven. In het jaar na het behalen van mijn HAVO diploma ontstond er een ongepland tussenjaar waarin mijn existentiële crisis een toppunt bereikte. Op aanraden van mijn vader besloot ik uiteindelijk op reis te gaan. Het werd een tijd waarin ik in grote vrijheid een volkomen zinloosheid ervoer. Ik las tijdens mijn verblijf in Spanje een boek van de Dalai Lama, de kunst van het geluk. Zonder het direct te beseffen vond ik daar, in die eenzame situatie maar met de teksten van een boeddhistische monnik, een nieuwe levenskracht. Zonder gave foto’s of indrukwekkende avonturen keerde ik na drie maanden terug. Echter, in mijn hart had zich een omkering voltrokken. Inmiddels 18 jaar, koos ik een opleiding in Amsterdam die iets met sport te maken had. Sporten en bewegen altijd zeer prominent aanwezig geweest vanaf mijn jongste jeugd op het Drentse platte land (Valthermond). Voetballen, zwemmen, skaten, schaatsen, wielrennen, klimmen, rennen. Allerlei activiteiten die me als kind aantrokken en nog steeds veel plezier geven. Werelden waarin ik energie kwijt kon, vaardigheden kon oefenen, vrienden kon maken, avonturen beleven. Maar.. eigenlijk wilde ik vooral naar Amsterdam. Zelfstandig worden. De grote stad verkennen. Nieuwe mensen leren kennen.
​
Tijdens mijn bachelor Commerciële Sport Economie (Nu HvA, Sportmarketing) kwam ik in aanraking met de studierichting filosofie. Het opende, structureerde en stimuleerde een heel andere manier van denken. Filosoof Marc van den Bossche verwoordt het mooi in zijn boek Wielrennen (2005) “Zo maakt het filosofische denken van het leven een spinsel, een weefsel. Al denkend spinnen we verder. Maar we kunnen ook de draadjesweer lostrekken en opnieuw beginnen.” (P21.)
Vooral het ‘weer lostrekken en opnieuw beginnen’ is wat me aantrok en tot op de dag van vandaag zo boeit aan het filosofisch bezig zijn. Het is een bevrijding van je eigen denken door iets opnieuw en anders te kunnen en mogen denken. Soms kom je dan tot dezelfde gedachten, maar vaker is iets of iemand net even anders dan vroeger. Je opvattingen en dat waar je over nadenkt grijpen dan weer iets passender in elkaar. Het is wat filosoof Gerard Visser de vreugde van het inzicht noemt en wat het (filosofische) denken zo aantrekkelijk kan maken.
​
Vanaf pakweg mijn 15e was ik op steeds fundamenteler niveau geconfronteerd met vragen over het leven en de zin ervan. Op mijn 27e schreef ik ter afronding van de master wijsbegeerte mijn afstudeerscriptie luisteren naar de tijd (2012). In retrospectief was dit een poging tot het geven van een antwoord op mijn diepere levensvragen. Het draaide in dat werkstuk om de vraag: ‘Wat moet ik doen?’ Hoewel de vraag persoonlijk gesteld is en maakte ik de verbinding met een schokkend nieuwsbericht over het feit dat in 2011 meer dan één miljoen Nederlanders antidepressiva namen om een beetje fatsoenlijk de dag door te komen, ook veel mensen van mijn leeftijd. De mogelijkheid die de studie filosofie bood was om heel fundamenteel na te gaan welke culturele situatie dit tot gevolg had. Ik omschreef onze tijd destijds als enerzijds een feest van vrijheid en anderzijds een horreur van richtingsloosheid binnen het machtsvacuüm met betrekking tot de vraag naar de zin van het bestaan. Hoe fundamenteel die richtingsloosheid is werd door Nietzsche aangekondigd toen hij stelde dat God dood is. Dat er een heel nieuw systeem van waarden voor in de plaats zal moeten komen en dat proces dit nog eeuwen zal duren.
​
Aan het eind van mijn scriptie werd ik door mijn begeleider Prof. Govert Buijs gewezen op het werk van de Nederlandse Filosoof Gerard Visser. Op de valreep kon ik nog twee werken van zijn hand (Niets cadeau (2009) en Gelatenheid(2008)) verwerken in het laatste deel van mijn scriptie (een verkenning van de oriëntatie mogelijkheden die de filosofie ons in deze tijden biedt). De enorme zeggingskracht die ik ervoer tijdens het bestuderen van zijn boeken zette me ertoe aan om ook na het afstuderen door te gaan met het lezen van zijn werk. Het gevoel dat ik een (voedings)bodem had gevonden voor verdere filosofische bevragingen nam per bladzijde toe.
Ondertussen werd ik in mijn twintigerjaren steeds fanatieker als wedstrijdsporter. In mijn jeugd was schaatsen wat ik na voetbal het liefste deed maar vanwege de afstand tot de dichtstbijzijnde ijsbaan(Assen) bleef het schaatsen vooral beperkt tot de mogelijkheden die het natuurijs bood. Amsterdam, de Jaap Eden baan en studentenvereniging SKITS wakkerden mijn oude liefde weer aan en van een beginnerscursus op mijn 19e kwam het tot dagelijks trainen op een schema en regionale (schaatsen)en landelijke (skeeleren) marathoncompetities. De vrienden uit die tijd heb ik nog altijd en het sporten gaat wel wat minder fanatiek maar niet met minder plezier en betekenis. Wat al die jaren me verder geleerd hebben is dat ik in de wedstrijd sport ook een tekort heb ervaren. Allereerst een tekort aan trainingsuren (te laat begonnen) en aan natuurlijk talent (V02 max niet bijzonder hoog) maar ook een tekort van een ander gehalte. Want zo druk bezig zijn met sport wierp voor mij ook altijd weer een rechtvaardigingsvraag op met betrekking tot de (benadering van) sportieve levensstijl. In andere woorden: wat is het goede in het leven als atleet? Mag ik zo leven en van wie?
In 2014 had ik een persoonlijk gesprek met Gerard Visser. Dat als filosoof je lievelingsauteur nog in leven is, Nederlands spreekt en in de buurt (Leiden) werkt is uniek, gezien het percentage dode denkers dat ik gelezen heb. Ik worstelde destijds met de vraag of ik twee jaar na afstuderen nog iets moest en kon met de filosofie. Hij stelde me de vraag of ik, gezien mijn achtergrond, niet iets met sportfilosofie zou kunnen. Ik had het domein van de sportfilosofie voor mezelf al een tijd afgesloten omdat ik er geen aansluiting had gevonden met de fundamentelere vragen over het leven die ik juist wel aantrof in bijvoorbeeld het werk van Visser. Maar door die vraag opnieuw gesteld te krijgen draaide er iets om. Opeens ervoer ik het als een opdracht iets toe te gaan voegen! (Denkweefsels weer los te trekken en opnieuw beginnen). Daarmee was het plan was geboren. Ik werd sportfilosoof. In de jaren erna verdiepte ik mij in talloze boeken en casuistiek. De laatste jaren zijn ook mijn artistieke interesses op gang gekomen en voel ik een grote verantwoordelijkheid in het verduurzamen van onze leefwereld.
​
Deze website, het logo en alle activiteiten die op deze website zijn een weergave van mijn werk. Van de zaken, domeinen, activiteiten die ik belangrijk en interessant vind. En die ik graag aan anderen toon.
Amsterdam, 25-2-2021